Les 5: ...en dan naar de specialist
- weet ik welke specialistische onderzoeken in het ziekenhuis gedaan worden om tot de diagnose dementie te komen.

Doorverwijzing naar een specialistische instelling
Wanneer de huisarts een vermoeden van dementie heeft verwijst hij of zij door naar een specialistische instelling. Dat kan een geheugenpoli zijn, de afdeling neurologie van een ziekenhuis, een afdeling ouderen van een Riagg of GGZ-instelling, of een psychiatrisch centrum.
Daar doen specialisten verschillende onderzoeken. De resultaten kunnen helpen om vast te stellen of het om dementie gaat en zo ja, om welke vorm. De procedures verschillen per instelling, maar vaak vinden ze allemaal op één dag plaats. Dat heeft als duidelijk voordeel dat er maar één afspraak gemaakt hoeft te worden. Maar zo’n dag vol onderzoeken is wel behoorlijk belastend voor degene die ze ondergaat; dat is dan weer een nadeel.
In deze les maak je kennis met de onderzoeken die bij een vermoeden van dementie gedaan kunnen worden.
Bij een vermoeden van dementie kan de huisarts besluiten om te verwijzen naar de geheugenpoli in het ziekenhuis voor verder onderzoek. Gesprekken en onderzoeken bij de verpleegkundige, psycholoog, neuroloog en een MRI-scan van de hersenen zullen uitwijzen of inderdaad de diagnose dementie gesteld kan worden. Korte tijd ná de onderzoeken krijgt de patiënt in een gesprek de uitslag te horen. In onderstaand filmpje (kijkduur 7:11 minuut) zie je hoe zo’n onderzoek verloopt:
Een neuropsycholoog is een specialist die onderzoekt hoe de hersenen functioneren en welke relatie er is met het gedrag dat iemand vertoont. Een neuropsychologisch onderzoek brengt in kaart hoe het staat met hersenfuncties als concentratievermogen, reactiesnelheid, werktempo, geheugen, leren, taal, planning en ruimtelijk inzicht. Het onderzoek bestaat uit een gesprek en een serie tests. In het gesprek gaat de neuropsycholoog in op de voorgeschiedenis van de persoon die onderzocht wordt en de klachten die er nu zijn.
MRI-scan
MRI staat voor magnetic resonance imaging, een techniek om afbeeldingen van het lichaam te maken met een zeer sterke magneet en radiogolven. Dat is iets heel anders dan röntgenstraling. Een MRI-scan brengt de hersenen gedetailleerd in beeld, zodat afwijkingen te zien kunnen zijn die passen bij de verschillende vormen van dementie.
Het onderzoek is pijnloos en ongevaarlijk. Het MRI-apparaat ziet eruit als een kleine tunnel: hier wordt de persoon die wordt onderzocht liggend in geschoven. Het onderzoek duurt dertig tot zestig minuten. Dat is best lang, want je moet tijdens het onderzoek helemaal stil liggen. Rustig ademhalen en ontspannen zijn daarom heel belangrijk. Vaak helpt een koptelefoon met muziek daarbij.
Ruggenprik
Een ruggenprik (ook wel een lumbaalpunctie genoemd) is geen standaard onderdeel van de onderzoeken, maar wordt soms gedaan om informatie te verzamelen over aandoeningen aan de hersenen, het ruggenmerg en de zenuwwortels.
Met een ruggenprik wordt een klein beetje hersenvocht (liquor) afgenomen. Dit hersenvocht is een kleurloze, heldere vloeistof die de hersenen en het ruggenmerg beschermt tegen schokken. Het hersenvocht voert ook afvalstoffen af en helpt om een goede temperatuur te behouden. Onder normale omstandigheden is er een voortdurende en evenwichtige productie, circulatie en afvoer van hersenvocht. Het onderzoek geeft informatie over de processen die zich in de hersenen afspelen.
Voor een ruggenprik lig je als patiënt meestal op je zij met een bolle rug, de knieën opgetrokken en het hoofd zo ver mogelijk naar de knieën gebogen. De rug wordt ingesmeerd met jodium en met een dunne naald prikt de arts in het onderste gedeelte van de wervelkolom, tussen de lendenwervels. Dat doet niet meer pijn dan normaal bloedprikken in de arm. De naald moet een paar minuten blijven zitten, omdat het even duurt voordat er voldoende hersenvocht is afgenomen. Het afnemen van hersenvocht kan leiden tot wat hoofdpijn, maar die verdwijnt meestal snel.
EEG
Een EEG (elektro-encefalogram; encefalon betekent hersenen) brengt het functioneren van de hersenen in kaart door de elektrische activiteit van de hersenen te meten.
Voor een EEG krijgt de patiënt een mutsje opgezet waaraan een flink aantal meetelektroden is bevestigd. Voor goed contact met de hoofdhuid gebruikt de laborant een contactvloeistof. Het aanbrengen van de meetelektroden kan vervelend zijn.
Het onderzoek duurt zo’n dertig minuten. Ook bij dit onderzoek moet degene die wordt onderzocht zo stil en ontspannen mogelijk blijven liggen. De laborant zal af en toe vragen om de ogen te openen of te sluiten, te zuchten of vuisten te maken. Ook laat hij lichtflitsen zien.
Bloedonderzoek
Standaard worden een paar buisjes bloed afgenomen voor onderzoek naar onder andere vitaminetekort, hormoonstoornissen en mogelijk verkeerd gebruik van medicijnen.